Euthanasiewet ongrondwettig

Hof leidt uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 28 mei 2002 af dat de wetgever bewust ervoor heeft gekozen om niet te voorzien in een afzonderlijke strafbaarstelling, met een specifieke strafmaat, in geval van niet-naleving van de voorwaarden en procedures die geen grondvoorwaarden van de euthanasie zijn. De wetgever was van mening dat al die voorwaarden en procedures essentieel zijn.
Het Hof beoordeelt die opvatting als legitiem en oordeelt dat de wetgever dan ook de overtreding van om het even welke voorwaarde of procedure vervat in de wet van 28 mei 2002 strafbaar mag stellen. Maar dit neemt niet weg dat die voorwaarden en procedures, wat de aard en de doelstelling ervan betreft, wezenlijk van elkaar kunnen verschillen. De toepassing van één en dezelfde strafbaarstelling op elke miskenning van de voorwaarden en procedures van de wet van 28 mei 2002, andere dan de grondvoorwaarden, ongeacht de zwaarwichtigheid daarvan, is dan ook niet redelijk verantwoord.
Ignace LAPLAESE